Fietsverlichting: wat zijn de regels ?

Als fietser moet u in het donker en bij slecht zicht goede fietsverlichting hebben dat wil zeggen: een voorlicht en achterlicht. U mag hiervoor ook losse lampjes gebruiken. Daarnaast moet de fiets reflectoren hebben op de achterkant, trappers en wielen of banden.

Regels voor vaste fietsverlichting

Heeft u vaste fietsverlichting? Dan moeten de fietslampen voldoen aan de volgende regels:

  • wit of geel licht voor;
  • rood licht achter;
  • de lampen moeten recht vooruit of recht achteruit schijnen;
  • de lampen mogen niet knipperen.

Heeft uw fiets 2 voorwielen? Dan moet u aan de voorkant 2 witte of gele lampen hebben; 1 links en 1 rechts van het midden van de fiets. Ze moeten allebei even ver van het midden af staan (symmetrisch). Verder gelden dezelfde regels als voor een gewone fiets. 

Regels voor losse lampjes op een fiets

Gebruikt u losse lampjes op de fiets? Dan gelden andere regels:

  • wit of geel licht voor;
  • rood licht achter ;
  • de lampjes moeten recht vooruit of recht achteruit schijnen;
  • de lampjes moeten goed zichtbaar zijn. Er mag dus niets voor of overheen hangen;
  • de lampjes mogen niet knipperen;
  • u mag de losse lampjes vastmaken aan uw kleding of op uw tas;
  • u mag de lampjes vastmaken op uw bovenlichaam (alleen rug en borst). U mag dus geen lampjes op uw hoofd, armen of benen vastmaken;
  • u mag geen extra verlichting gebruiken zoals spaakverlichting of meer dan 1 koplamp op een tweewieler.

Regels voor reflectie op een fiets

Voor een fiets op 2 wielen gelden de volgende regels voor reflectoren:

  • een rode reflector op de achterkant van de fiets. Dit mag geen driehoek zijn;
  • witte of gele reflectoren op de wielen (velgen) of banden;
  • 4 (amber)gele reflectoren op de trappers;
  • u mag geen spaakreflectoren gebruiken.

Heeft uw fiets 2 achterwielen? Dan moet u aan de voorkant een extra witte reflector hebben. Verder gelden dezelfde regels als voor een gewone fiets.